Hoofdstuk 5/gevaarherkenning/ezelsbruggen

Gevaarherkenning

REMMEN is flink snelheid verminderen of zelfs stoppen (bij  acuut, direct gevaar)

doe je bij dieren, kinderen. bal, ballon, vlieger.

Drempel vlak voor je. Gevaarlijke situatie vlak voor je.

Wordt je zicht belemmerd voor een bocht. Vrachtwagen als tegenligger. Twijfelsituatie.

GAS LOSLATEN dat wil zeggen extra attentie en voorbereid zijn op andere gedragskeuze (bij latent gevaar)

doe je bij bocht in de verte en er komt niets aan. Drempel in de verte. Tegenligger in de verte. Besneeuwde weg met een tegenligger. Waarschuwingsbord.

NIETS DOEN dat wil zeggen gewoon door blijven rijden met dezelfde snelheid

Gebeurt er niets? Zie je niets? Dan doe je niets. Rijd je 20 km p/u dan doe je 90% van de gevallen niets.

 

OM VAN BUITEN TE LEREN,

Wel parkeren in parkeervak, niet op de rijbaan.

In parkeervak geldt verbodsbord niet.

Groot licht, blauw, alleen in de nacht.

Stadslichten oftewel parkeerlichten.

Jij bent tijdens EXAMEN altijd een personenauto.

Op woonerf voor auto, bromfiets en snorfiets maximumsnelheid van 15 kilometer per uur.

Recht doorgaand verkeer op dezelfde weg, vanuit dezelfde richting, gaat voor het afslaand verkeer.

Korte bocht, gaat voor lange bocht.

Op een gelijkwaardig kruispunt geef je voorrang aan bestuurders van rechts.

Volgafstand 2 seconde regel.

Bij haaientanden geef je alleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg.

Tram stopt voor dieren (namelijk zebra en haaientanden).

Als in de verte een file waargenomen wordt dan waarschuwingslichten aanzetten en tijdig afremmen.

Recht doorgaand verkeer op dezelfde weg, vanuit dezelfde richting, gaat voor het afslaand verkeer.

Motorrijders lopen extra gevaar/risico in een file door het verschil in snelheid en beperkte zichtbaarheid.
Het belangrijkstegevolg van een te hoge bandspanning is minder grip op de weg.
Als er met veel wisselende snelheid wordt gereden, wordt het brandstofgebruik hoger.
Uitgangspunt is dat je het stuur altijd goed vasthoud en niet extra goed bij harde wind of regen.
Verkeersborden lezen zoals je een boek leest namelijk van links naar rechts.
Bij steile daling moet je terugschakelen.
Bij woonerf rijdt je stapvoets (maximaal 15 km/uur).
Ruiter mag op de rijbaan en in berm rijden. In/op ruiterpad verplicht rijden.
Net voordat je een rotonde verlaat geef je richting aan naar rechts.
Rotonde met 2 rijstroken noemen ze ook wel turborotonde.
Je rijdt in de vierde versnelling en moet stoppen dan gas loslaten en zo lang mogelijk laten uitrollen in deze versnelling.
Minimaal 2 seconde volgafstand als je gaat rijden. Volgafstand in tijd 2 seconde regel , in meters bijvoorbeeld bij snelheid 100 km/uur is volgafstand 100 gedeeld door 2 plus en beetje (10 procent) is 55 meter. Wel bij normale weersomstandigheden.
Extra lange strepen als wegmarkering is bedoeld om te waarschuwen voor een verandering in de weg situatie.

 

Iemand op skeelers wordt gewoon beschouwd als voetganger.

Jonge bestuurders (vooral mannen) overschatten vaak hun eigen rijvaardigheid en zijn daarom vaker bij een verkeersongeval  betrokken. Machogedrag is hier veelal debet aan. Dames hebben hier minder last van.

Door op dezelfde rijstrook te blijven rijden, kun je bij een file de doorstroming bevorderen.

Spitsstrook met name tijdens/rond spitsuur vluchtstrook wordt extra rijstrook om file te voorkomen.

Op spitsstrook geldt dezelfde snelheid als andere rijstroken.

Verdrijvingsvlak mag worden gebruikt en doorgetrokken streep mag worden overschreden.

Wel zoveel mogelijk rechts rijden.

Vrachtauto heeft veel grotere dode hoek dan personenauto. Vrachtauto langere remweg dan personenauto.

WA-casco verzekering (all risk) van een motorvoertuig kan na een ongeval de schade aan het eigen voertuig en de tegenpartij vergoeden.

Gevaarherkenning
Gevaarherkenning is een van de belangrijkste onderdelen in het verkeer. Het leert je hoe je moet handelen in een verkeerssituatie. Als je nog nooit achter het stuur plaats hebt genomen kun je twijfelen over wat te doen. Gevaarherkenning is bedoeld dat je zo veilig mogelijk de weg op kunt. Maar wat houdt gevaarherkenning in? Welke gevaarlijke situaties kunnen zich voordoen in het verkeer? En hoe moet je handelen op de juiste manier?
Het doel van gevaarherkenning
Het doel van gevaarherkenning is dat je zo veilig mogelijk de weg op kunt. Met gevaarherkenning zorg je ervoor dat je gevaarlijke situaties zo snel mogelijk leert herkennen, zodat je deze altijd kunt vermijden of op tijd op de juiste manier kunt handelen. Omdat je in het verkeer nooit precies weet wat kan gebeuren zijn er drie tips die je kunt gebruiken als het gaat om gevaarherkenning
Hoe te handelen bij gevaar
Elke situatie in het verkeer is anders, hoe weet je dus hoe je moet handelen? Bij gevaarherkenning zijn er drie dingen die je kunt doen: remmen, gas loslaten of niets doen. Maar in welke situatie pas je een van de opties toe?

Je kiest voor remmen als je flink snelheid moet verminderen of zelfs moet stoppen. Dit doe je als er sprake is van zwakkere of instabiele verkeersdeelnemers. Ook moet je remmen als er sprake is van tegenliggers, vooral op een smalle weg. Je moet verder ook remmen als er obstakels zijn op de weg, als er werkzaamheden worden uitgevoerd, bij een gevaarlijke kruising, als je een drukke woon- of winkelgebied nadert of als er sprake is van scherpe bocht.

Voor gas loslaten kies je als er een mogelijk gevaar is, maar het gevaar nog niet direct zichtbaar is. Daarvan is sprake wanneer het verkeersbeeld voor gevaarherkenning ervoor zorgt dat je de situatie niet helemaal vertrouwt, maar je die wel goed kunt overzien. Bovendien dient er geen sprake te zijn van direct gevaar en heb je je snelheid al aangepast aan de situatie.

Tenslotte kan er binnen gevaarherkenning sprake zijn van situaties waarin je helemaal niets hoeft te doen. Hier kun je de situatie goed overzien en er is geen sprake van direct gevaar. Er moet ook voldoende ruimte voor jou zijn om je handeling uit te voeren. Als er dus niks aan de hand is kies je voor niks doen.

  • Drempel voor je neus, remmen.
  • Zie je niets? Doe je niets.
  • Bocht in de verte; gas loslaten.