Hoofdstuk 8/autoverlichting,autobanden,zitplaats en gordels,apk.

VERLICHTING

Mistachterlicht(nummer 40)mag aan bij zicht minder dan 50 m. • Mislicht voorzijde mag aan bij zicht minder dan 200 m. • Achteruitrijlichten zijn wit of geel. • Dimlicht is de standaardverlichting, deze dien je te allen tijden te voeren.

Een mistlamp produceert zeer fel licht, bedoeld om ook in een mistbank zichtbaar te zijn. Je mag deze lichten in andere situaties niet voeren, omdat ze dan vervelend zijn voor medeweggebruikers. Op het onterechte gebruik van mistlampen staat een boete.

Mistlampen produceren aan de voorzijde van de auto een brede, niet verblindende lichtbundel die laag valt, om onder de mistbank door de weg te verlichten. Tijdens dichte mist is groot licht meestal onbruikbaar, omdat de mist het licht terugkaatst en je daardoor zelf verblind kunt raken. Als de mistlampen voor branden, mag in plaats van dimlicht stadslicht gevoerd worden.

Het mistachterlicht mag alleen worden ingeschakeld wanneer het zicht door mist of sneeuwval minder is dan 50 meter. LET OP: bij zware regenval mag het mistachterlicht niét gebruikt worden!

Dimlicht (nummer  38), altijd aan!!  Dimlicht is de verlichting die je standaard moet voeren wanneer het donker is. Als het zicht belemmerd wordt door mist, hagel, regen of sneeuw, wordt dit ook overdag verwacht van je. De functie van dimlicht is tweeledig, ze maken je zichtbaar voor overige weggebruikers en het geeft je beter zicht op de weg. Dit in tegenstelling tot dag rij verlichting, waarvan het schijnsel te zwak is om de weg voor je te verlichten.

Bij ingeschakeld dimlicht branden zowel de koplampen, de achterlichten als de kentekenplaatverlichting. Dimlicht dankt zijn naam aan het feit dat het overige weggebruikers niet moet verblinden, ten opzichte van het fellere en verblindende groot licht is het licht dus gedimt. Dimlichten verlichten vooral het gebied recht voor de auto en de berm rechts en dus niet het linker gedeelte van de weg, om zo geen tegenliggers te verblinden. Dat is ook de reden dat je koplampstickers moet gebruiken wanneer je naar Engeland gaat met je eigen auto: het lichtbeeld van een koplamp is asymmetrisch en zal zonder stickers tegenliggers verblinden

Grootlicht (nummer 41)  blauw teken, in de nacht en niemand verblinden, binnen en buiten de bebouwde kom. Het grootlicht zorgt voor een maximale verlichting van de weg voor de auto. Anders dan bij dimlicht is de lichtbundel verblindend voor medeweggebruikers. Je mag grootlicht daarom alleen ’s nachts aanzetten, wanneer er geen ander verkeer in de buurt is.

Stadslichten (nummer 39) aan als je geparkeerd staat op een onoverzichtelijke plek. Stadslicht is bedoeld om een geparkeerd voertuig zichtbaar te maken. Een betere naam zou  ‘standlicht’ of ‘parkeerlicht’ zijn. De typering ‘stadslicht’ stamt nog uit de jaren ’50, toen het gebruikelijk was binnen de bebouwde kom uitsluitend stadslichten te voeren. In sommige steden (zoals bijvoorbeeld Parijs) was het zelfs verboden grotere lichten te voeren, omdat de accu’s dat vaak niet trokken.

Bij stadslicht branden de achterlichten, de kentekenplaatverlichting en twee kleine lampjes aan de voorkant. Die lampjes aan de voorzijde maken het voertuig wel zichtbaar, maar verlichten niet het weggedeelte voor de auto. Het is niet toegestaan om op de momenten dat verlichting verplicht is uitsluitend stadslicht te voeren. Dimlicht moet in die gevallen ook zijn ingeschakeld, of bij mist de mistlampen voor. Stadslicht is verplicht als je ’s nachts (of bij slecht zicht overdag) buiten de bebouwde kom of op de rijbaan parkeert.

Dimlicht is standaardverlichting en gebruik je ‘s morgens, ‘s middags, ‘s avonds en ‘s nachts. (nummer 1 verlichting)

 

Groot licht alleen in de nacht zolang je niemand verblind (ook geen voetgangers).

 

Mistachterlicht(aan bij zicht minder dan 50 meter) alleen voeren bij zich minder dan 50 meter ( NOOIT bij regen rijden met mistachterlicht, want dan krijg je een rem effect en lijkt het of je constant je rem indrukt).

Mistlicht aan de voorzijde aan bij regen mag wel!!

 

Mistlicht voorzijde (aan bij zich minder dan 200 meter) alleen voeren bij zicht minder dan 200 meter en ook bij regen.

Stadslicht ofwel parkeerlicht als je staat op een onoverzichtelijke plek.

 

Nooit overdag groot licht voeren.

 

Alleen dimlicht overdag voeren bij hevige regelval. Nooit groot licht.

Nooit alleen stadslichten(gebruiken bij onoverzichtelijke plek) voeren, alleen in combinatie met dimlicht.

Vraag; Het zicht is 70 meter. Mag het mistachterlicht aan tijdens het rijden? Ja/Nee?

Vraag; Bij hoeveel meter zicht spreken we van zeer dichte mist? Bij een zicht van minder dan 50 meter/bij een zicht van minder dan 100 meter/bij een zicht van minder dan 200 meter?

Vraag; je voert mistlichten aan voorzijde tijdens sneeuwval. Mag dat? JA/Nee?

Vraag; je voert mistachterlicht tijdens zware regenval. Mag dat? Ja/Nee?

Vraag; Mistlichten aan de voorzijde mogen gevoerd worden bij mist, regen en sneeuwval als het zicht minder is dan?  50 meter/100 meter/200 meter?

Vraag; mag je mistlichten aan de voorzijde voeren zonder daarbij  dimlicht te voeren? Ja/Nee?

Ongedimd groot licht betekend hetzelfde als groot licht! Zorg dat je dit weet en je niet in de war laat brengen tijdens examen!!

Vraag; je rijdt in de mist en je kunt in de binnenspiegel 2 hectometerpaaltjes zien. Mag je je nu het mistachterlicht gebruiken? Ja/Nee?

Onthouden;

Mistachterlicht mag aan bij zicht minder dan 50 m.
Mistlicht voorzijde mag aan bij zicht minder dan 200 m.
Achteruitrijlichten zijn wit of geel.
Dimlicht is de standaardverlichting, deze mag je te allen tijden te voeren.

Dag rij verlichting mag je niet voeren in plaats van dimlicht.

Kentekenverlichting moet het ten allen tijde doen, anders niet rijden.

In tunnel nooit grootlicht voeren.

Overdag mag je dimlicht en stadslicht voeren.

 

GEVEN VAN TEKENS EN BORDEN

300 m voor het verlaten van de autosnelweg geef je richting aan. • 150 m voor het verlaten van de autoweg geef je richting aan. • Om de 100 m vind je een hectometerpaal. • Ongeveer 30 m achter de auto plaats je in geval van pech een gevarendriehoek. • Rode reflectoren vind je aan de rechterzijde van de weg. • Witte reflectoren vind je aan de linkerzijde van de weg.

Vraag; Welke kleur reflectoren vind je aan de rechterzijde van de weg? Rode/Witte?

 

AUTOBANDEN

De minimum profieldiepte van winterbanden is 4 mm.  De minimum profieldiepte van een normale band is 1,6 mm. • De minimum profieldiepte van een aanhangwagenband is 1,6 mm.  De bandenspanning hoeft niet bij alle banden gelijk te zijn.  Bij aquaplaning op de weg,  gas loslaten. Bij aquaplaning op de weg met vierwielaandrijving, snelheid verhogen.

Winterbanden  gebruiken onder de 7 graden, dan meer grip, kortere remweg. Dus winterband bij 7 graden en kouder.

Vraag; De minimum profieldiepte van normale banden is? 4 mm/1,6 mm?

Onthouden;

De minimum profieldiepte van winterbanden is 4 mm.
De minimum profieldiepte van een normale band is 1,6 mm.
De minimum profieldiepte van een aanhangwagenband is 1,6 mm.
De bandenspanning hoef niet bij alle banden gelijk te zijn.
Bij aquaplaning op de weg, gas loslaten.
Bij aquaplaning op de weg met vierwielaandrijving, snelheid verhogen.

ZITPLAATS EN GORDELS

Met rijbewijs B mag je een auto rijden met 8 andere zitplaatsen (totaal 9 personen).

Onder 1,35 m  of korter verplicht kinderzitje.

Boven 1,35 m of langer verplichte autogordel. Als kind 1.35 m of langer is mag je kind zonder geschikt kinderzitje vervoeren.

Autogordel moet strak om het lichaam zitten.

Als bij een kind van bijvoorbeeld 12 jaar de autogordel tegen de hals komt, kan een zitverhoger uitkomst bieden.

APK(ALGEHELE PERIODIEKE KEURING)

Een dieselauto moet je voor het eerst na 3 jaar APK laten keuren. Daarna elk jaar. Een benzineauto moet je voor het eerst na 4 jaar APK laten keuren, de keuring is dan 2 jaar geldig. Daarna moet je hem elk jaar laten keuren.  Je mag maximaal 240 liter reservebrandstof vervoeren, verdeeld over maximaal 60 liter per jerrycan.

Door rijden als er een waarschuwingslampje brand (behandel ze als verkeerslichten)?
Het wordt niet aangeraden om door te rijden met een brandend waarschuwingslampje. De lampjes zijn er namelijk om jou als bestuurder erop te attenderen dat iets niet goed is. Branden er verschillende lampjes oranje of rood dan moet je de auto zo snel mogelijk naar de garage brengen. Sommige mensen denken dat het meevalt en wachten tot het laatste moment, dit wordt echter niet aangeraden. Het is aannemelijker dat er juist meer kapot gaat wanneer er wordt doorgereden wat tot hoge kosten kan leiden. Bij het starten van de auto branden vaak de lampjes ter controle. Het is belangrijk dat je actie onderneemt wanneer je ziet dat bepaalde lampjes niet meer werken. Laat je auto altijd controleren wanneer er een lampje blijft branden. Waarborg te allen tijde je eigen veiligheid, die van de passagiers en je medeweggebruikers.

Betekenis,

  1. laadstroom en dynamo/accu.
  2. sluiting motorkap, achterklep en kofferruimte
  3. airbag
  4. io
  5. veiligheidsgordel
  6. koelvloeistof/temperatuur
  7. io
  8. io
  9. motoroliedruk/motorolie bij koude motor controleren.
  10. io
  11. io
  12. remsysteem, handrem staat er nog op.
  13. ABS(anti-blokkeringssysteem); houdt de auto bestuurbaar bij hard remmen.
  14. start/stop inschakelen; auto gaat automatisch uit als voet van de rem of koppeling gaat, zuinig voor milieu. Gaspedaal of koppeling weer intrappen en start de motor weer automatisch.
  15. bandenspanning.
  16. brandstof bijvullen
  17. motormanagement motorstoring of motorlampje
  18. grootlicht (bij nacht)